Zonder extra aanplant geen succesvolle transitie
Het Friese landschap zal de komende decennia behoorlijke veranderingen ondergaan. Belangrijke en noodzakelijke transities die de bodem-, water-, natuur- én luchtkwaliteit moeten verbeteren, liggen daaraan ten grondslag. Denk aan de klimaatproblematiek die periodiek leidt tot zowel wateroverlast als -tekorten en verder oprukkende verzilting. Maar ook het inklinken van de bodem en de hiermee samenhangende CO2-uitstoot in het veenweidegebied vraagt om een aanpak. Stuk voor stuk opgaven die onontkoombaar zijn en ingrijpen op het aanzien en karakter van het Friese platteland.
Met de recent door de Europese Unie aangenomen Natuurherstelwet, het Veenweideprogramma, het Herstelprogramma Biodiversiteit Fryslân, de Bossenstrategie en het – inmiddels beknotte – Fries Programma Landelijk Gebied wordt er komende jaren werk gemaakt van genoemde opgaven. De aanplant van meer en diverser groen kan daar wezenlijk aan bijdragen. Al wordt dat vaak over het hoofd gezien.
Landschappelijke en belevingswaarde
Groen en bomen kleuren en typeren het Friese landschap. Denk aan het opvallende en inmiddels unieke coulissenlandschap van de Noordelijke Friese Wouden. Maar ook aan het Fries-Drentse Wold, het zuidelijke beekdallandschap, de wegbeplantingen en groene partijen rond boerenerven op de kleigronden. Zo kent ook elke regio haar eigen, kenmerkende boomsoorten en groenpartijen die ter plekke het beste floreren.
Bomen en groen hebben naast landschappelijke waarde ook een aanzienlijke recreatieve en belevingswaarde. Wij houden van een omgeving met veel groen. Niet alleen om te recreëren, maar ook om te wonen en werken. Het groen ademt letterlijk en figuurlijk rust, terwijl het essentieel is voor het leven van mens, plant en dier.
Warmer,
natter
en droger
Verkoeling
Bomen dragen bij aan het oplossen van de klimaatcrisis. Ze bestrijden de oorzaak van de opwarming door CO2 op te nemen en vast te leggen. Ook houden ze water én bodem vast; ze slaan (overtollig) water op en de wortels binden de bodem. Een fraaie combinatie van natuurlijke waterberging en erosiebestrijding.
Bomen zorgen bovendien voor verkoeling. In de steden en op het platteland. Ze bieden schaduw en de verdamping van opgenomen water koelt de lucht.
Levensader
Bomen zijn dragers van de biodiversiteit die we nodig hebben om voedsel te verbouwen en te kunnen (over)leven. Samen met de struiken die er vaak onder groeien, trekken bomen verschillende soorten aan. Vogels, insecten, amfibieën en zoogdieren vinden er voedsel en een schuilplaats. Ook groeien er essentiële schimmels, waaronder paddenstoelen, mossen en korstmossen.
Wat voor de hele natuur geldt, geldt ook voor bomen: houdt zoveel mogelijk soorten in stand om minder kwetsbaar te zijn voor ziekten en plagen en de gevolgen van klimaatverandering. Voor de SIF een belangrijke reden om de zieke essen in het Waddenlandschap afgelopen jaren te vervangen door diverse (inheemse) soorten. Waarbij ook de diversiteit binnen soorten zelf belangrijk is. Genetische diversiteit vergroot immers de veerkracht van groen.
10% groenblauwe
dooradering
37.000 hectare extra
Het bomenbestand in Nederland is al lange tijd zorgelijk. Ooit was een groot deel van ons land bedekt met bos, maar dankzij de mens werd dat gestaag minder. Met een absoluut dieptepunt eind 19e eeuw toen slechts 4% van het Nederlandse oppervlak bebost was. Inmiddels ligt het areaal rond de 10%. Dat is gezien de geschetste problemen echter onvoldoende. Niet zonder reden kwam het Rijk in het kader van het Klimaatakkoord met de Nationale Bossenstrategie.
Rijk en provincies spraken daarbij af tot 2030 ca 10% extra bos te realiseren, goed voor 37.000 hectare extra. In het verlengde hiervan werd – in het kader van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel – afgesproken tevens 10% groenblauwe dooradering te realiseren in het landelijk gebied. Denk daarbij aan bomenrijen, maar bijvoorbeeld ook aan houtwallen langs sloten en bermen. Ook is er aandacht voor agroforestry, al dan niet met middelen uit het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Dat zou ook bijdragen aan de noodzakelijke extensivering van de landbouwsector.
Dus volop kansen en de nodige initiatieven. De politieke en bestuurlijke praktijk blijkt echter weerbarstig. Het is en blijft moeilijk om middelen los te krijgen voor biodiversiteitsherstel en de aan- en herplant van bomen. Helaas ook in onze provincie. Maar wellicht keert binnenkort de wal het schip en ziet men in dat het echt anders moet. De aanname van de Natuurherstelwet kan daar zeker aan bijdragen.